Gebruikersinterfacegebieden

De gebruikersinterface van iLOQ S10 Manager in het overzicht Basisgegevens > Overzicht cilinders wordt weergegeven in de afbeelding hieronder.

Figuur: iLOQ S10 Manager Gebruikersinterface

iLOQ S10 Manager Gebruikersinterface

De gebieden van de gebruikersinterface zijn:

  1. Hoofdtabbladen — De gebruikersinterface is verdeeld in vier hoofdtabbladen:

    • Basisgegevens — Het hoofdtabblad Basisgegevens wordt gebruikt voor het beheren van de meest voorkomende objecten in het systeem, zoals cilinders, sleutels en personen.
    • Extra gegevens — Het hoofdtabblad Extra gegevens wordt gebruikt voor het beheren van toegangsrechten, functiegroepen en rapportages in het systeem.
    • Beheer — Het hoofdtabblad Beheer wordt gebruikt voor het uitvoeren van beheertaken voor het systeem.
    • Help — Het hoofdtabblad Help bevat de beheerdershandleiding en gevarieerde informatie over het systeem.

    U kunt hoofdtabbladen niet sluiten.

  2. Lint — Het Lint bevat verschillende tools voor het beheren van het systeem. Elk Hoofdtabblad heeft een andere reeks tools.

    Tip:

    De knoplabels verdwijnen als u de grootte van het venster aanpast en het kleiner maakt. Als u de label-tooltips wilt weergeven, plaatst u de cursor boven de knop.

  3. Tabbladen — De Tabbladen geven de pagina's weer die u recentelijk hebt geopend, als tabbladen.

    U kunt tabbladen sluiten door het tabblad te selecteren en te klikken op het pictogram Sluiten aan de rechterkant van de tabbladbalk.

  4. Rooster — Het Rooster geeft een lijst met objecten weer voor de geselecteerde bladerweergave. Als u, bijvoorbeeld, Beheer > Overzicht tokens hebt gekozen, geeft het Rooster de lijst met tokens in het systeem weer.

  5. Weergaven — Het Weergaven-gebied bevat drie opties:

    • Standaardweergave — Als u de Standaardweergave selecteert, wordt de huidige weergave weergegeven in de standaardweergave.
    • Eigen weergave — Als u de Eigen weergave selecteert, wordt de huidige weergave weergegeven zoals u deze hebt gedefinieerd om weer te geven. De kolomvolgorde kan bijvoorbeeld verschillen van de Standaardweergave. Voor meer informatie, raadpleegt u sectie Uw eigen weergave opslaan.
    • Weergave afdrukken — Als u Weergave afdrukken selecteert, wordt de huidige weergave getoond zoals u deze hebt gedefinieerd om weer te geven voor afdruk- of exporteerdoeleinden. De kolomvolgorde kan bijvoorbeeld verschillen van de Standaardweergave. Voor meer informatie, raadpleegt u sectie De afdrukweergave opslaan.
    Opmerking: De inhoud van het Weergaven-gebied kan veranderen, afhankelijk van de geselecteerde functie. Wanneer u bijvoorbeeld plattegronden doorbladert, worden in het Weergaven-gebied de plattegronden in het systeem weergegeven. Sommige roosters bevatten geen weergavengebied.
  6. Statusbalk — In de Statusbalk wordt als volgt informatie weergegeven over de systeemstatus:

    • Serververbindingsstatus — De Serververbindingsstatus is Aan of Uit. In de voorbeeldafbeelding is de serververbinding Aan.
    • Actief sluitsysteem — Het Actief sluitsysteem geeft het vergrendelingssysteem aan waarop u bent ingelogd.
    • Statuspictogrammen — De statuspictogrammen zijn, van links naar rechts:
      • — Voor meer informatie over de busstatus, klikt u op het buspictogram. De kleurcodes zijn:

        • Groen — De busgegevens zijn beschikbaar.
        • Grijs — De busgegevens zijn niet beschikbaar. de Programmer is losgekoppeld van de computer.
      • — Het verbindingsstatuspictogram geeft aan of de verbinding tussen de computer en de Programmer functioneert of niet. De kleurcodes zijn:

        • Groen — De verbinding is OK.
        • Grijs — De verbinding is niet OK.
      • — Het eerste pictogram geeft de status van de token aan op de Programmer. De kleurcodes zijn:

        • Groen — Een token die tot het systeem behoort, wordt geplaatst.
        • Rood — Een vreemde token die tot een ander systeem behoort, wordt geplaatst.
        • Blauw — Een lege token wordt geplaatst.
      • Het tweede pictogram geeft de status van de sleutel aan op de Programmer. De kleurcodes zijn:

        • Blauw — De geplaatste sleutel is leeg. De sleutel kan worden geprogrammeerd voor dit systeem.
        • Rood — De sleutel behoort bij een ander vergrendelingssysteem en kan niet worden gebruikt in dit vergrendelingssysteem.
        • Groen — Een in dit systeem geprogrammeerde sleutel wordt geplaatst.